Rasinfo
De Welsh Springer Spaniel vindt zijn oorsprong in Groot-Brittannie en met name in Wales, zoals de naam al doet vermoeden. In de 19e eeuw werd gefokt en gejaagd met de voornamelijk wit-rode Springer Spaniel door de familie Williams of Ynys-Y-Gerwn, in de Neath-vallei. Mr. A.T. Williams was een van de belangrijkste personen die er voor zorgde dat in 1902 de Welsh Springer Spaniel door de Engelse Kennel Club als een aparte varieteit werd aanvaard zodat vanaf dat moment de Engelse en de Welsh Springer Spaniel ieder zijns weegs kon gaan. Voor zover bekend kwam in 1908 de eerste Welsh Springer naar Nederland, maar deze hond was van geen betekenis voor het ras in ons land. In de beginjaren vijftig kwamen er enkele Welshen naar Nederland - hoofdzakelijk voor de jacht - en in 1955 werd het eerste nest Welshen in Nederland geboren. Nog steeds worden er honden uit het moederland gehaald, maar vooral in de zeventiger jaren is een groot aantal honden geimporteerd en het merendeel van het huidige bestand stamt daarvan af. Momenteel zijn er ruim 3000 Welshen in het hondenstamboek ingeschreven en lopen er zo'n 1400 rond in Nederland. Daarmee kunnen we gerust stellen dat ons land het 'tweede Welshland' van Europa is. Gemiddeld worden er 160 Welshjes per jaar geboren, natuurlijk nog niet veel in verhouding met bijvoorbeeld de Golden Retriever of de Bouvier, maar meer dan in andere landen van Europa (op het moederland na natuurlijk). Er wordt ook op grotere schaal gefokt in Zweden, Finland, Tsjechie en in mindere mate in Denemarken, Noorwegen, Frankrijk en Duitsland.
Exterieur
Karakter
Het karakter van de Welsh Springer mag wel als heel vrolijk en opgeruimd omschreven worden. Ze zijn ontzettend nieuwsgierig van aard en ook wel eens hardhorend (of Oost-Indisch doof zo u wilt). Doorzettingsvermogen en een consequente houding zijn nodig voor de opvoeding maar beslist geen harde hand. Ze zijn namelijk heel zacht van aard en een harde hand zal wel degelijk verkeerd uitpakken. Het zijn grote kindervrienden en ze zijn gek op stoeipartijen. De Welsh is ook heel gevoelig voor stemmingen, ze leven als het ware mee met het huisgezin. Mocht u een waakhond willen hebben, moet u geen Welsh aanschaffen. Hoewel hij zich best zal laten horen als er bezoek komt, zal hij de visite (gewenst of ongewenst) al kwispelend begroeten, want een Welsh is een echt gezelligheidsdier en zoveel meer zielen, zoveel meer vreugd. Kortom, een Welsh is een ideale huishond, die u alles kan geven wat u van hem verlangt, mits goed opgevoed natuurlijk, maar dat laatste geldt voor alle honden.
De verzorging
Jachthonden zijn honden met enorm veel energie en hebben derhalve ook een evenredige hoeveelheid beweging nodig. De Welsh vormt daarop geen uitzondering. Aan de riem tot de hoek van de straat uitlaten is niet voldoende. Minstens een keer per dag hebben ze een fikse wandeling nodig en regelmatig een lekkere renpartij waar dat mogelijk is. U doet anders de Welsh te kort en zal het een nerveuze, onwillige hond worden. Uiteraard moeten de renpartijen en wandelingen naar leeftijd aangepast worden, liever met een pup tien keer tien minuten wandelen dan drie keer een half uur.
De vacht heeft niet veel onderhoud nodig. Een paar kam- en borstelbeurten per week en drie tot viermaal per jaar een trimbeurt waarbij de oren, hals, hakken en voeten gekortwiekt worden. Aangezien de Welsh dol is op water, is geen sloot of plas veilig, en de modderigste sloot is altijd het leukst. Door de typische vachtstructuur echter hoeft u niet lang tegen een zwart-rode hond aan te kijken, want is de vacht opgedroogd, is-ie weer keurig wit-rood. 'Zelfreinigend' zogezegd.
Jachtprestaties
In het moederland wordt de Welsh veelal gebruikt voor de jacht op waterwild, maar in Nederland is hij nog niet zo bekend op het jachtterrein. Gelukkig is er een aantal Welshen met KNJV C- en B-diploma's en wordt met verschillende honden gejaagd. De afgelopen jaren echter raken steeds meer jachtgerichte mensen geinteresseerd in de Welsh. De Welsh Springer kan gebruikt worden voor het werk voor en na het schot maar vooral om wild op te stoten uit dichte begroeiing zoals braamstruiken en duindoorns. Ze jagen 'onder het geweer', dat wil zeggen dat ze bij de jager in de buurt blijven en op zijn aanwijzingen het struikgewas in gaan. Het werk na het schot is voor de Welsh geen enkel probleem want apporteren doen ze als puppy al. Sommige lijnen in het Welsh-bestand zullen minder geschikt zijn voor de jacht vanwege hun rustige, bedachtzame houding, maar de meeste Welshen zijn vrij brutaal, levendig en vooral intelligent en nergens bang voor.